Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • lei·ding
Woordherkomst en -opbouw
1, 2 en 4 enkelvoud meervoud
naamwoord leiding -
verkleinwoord - -
3 enkelvoud meervoud
naamwoord leiding leidingen
verkleinwoord leidinkje leidinkjes

Zelfstandig naamwoord

leiding v [1]

  1. het bepalen wat een groep of organisatie behoort te doen
    • Hij nam de leiding over toen bleek dat Jan de weg kwijt was. 
     Ik hoefde nergens op een bepaald moment te zijn, sliep als ik moe was, luisterde naar verhalen van anderen, nam niet de leiding en volgde niet.[2]
  2. (bedrijfskunde) diegenen die het beheer in handen hebben
    • De leiding van deze beweging is over een aantal belangrijke zaken onderling verdeeld. 
  3. een buis, pijp of slang die een vloeistof, gas of kracht van de ene plaats naar de andere geleidt
    • Door de hoge druk ontstond er een lek in de leiding. 
  4. (elektrotechniek) draad (meestal van koper) waardoor stroom kan vloeien
  5. een koppositie in een wedstrijd of competitie
    • Twee Nederlanders nemen momenteel de leiding. 
  6. het leiden (zie bijv. handleiding)
Synoniemen
Verwante begrippen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen
Onderstaande vertalingen dienen nagekeken te worden en omgezet in de bovenstaande tabellen. Nummers na de vertalingen komen niet noodzakelijk overeen met de opgegeven definities. Voor meer uitleg zie WikiWoordenboek:Hoe vertalingen nakijken.

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers  
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be