Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • la·te

Bijvoeglijk naamwoord

late

  1. verbogen vorm van de stellende trap van laat
     Aan de ene kant wilde ik in de late middag zo snel mogelijk de pas over, maar aan de andere kant zou het de volgende ochtend veel veiliger zijn doordat de sneeuw ’s ochtends vroeg nog bevroren zou zijn, waardoor er minder kans op wegglijden was.[1]

Verwijzingen

  1. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers  


Engels

Uitspraak

Bijvoeglijk naamwoord

late

  1. laat


Spaans

Werkwoord

vervoeging van
latir

late

  1. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van latir
  2. gebiedende wijs (bevestigend) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van latir