Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • lat
Woordherkomst en -opbouw
1 enkelvoud meervoud
naamwoord lat latten
verkleinwoord latje latjes

Zelfstandig naamwoord

de latv / m

  1. een lang stuk geschaafd hout van beperkte dikte
    • Er lagen een paar latten bij het grofvuil die ik wel gebruiken kon. 
  2. verkorting van latrelatie: een liefdesrelatie waarbij twee minnaars een in hoofdzaak monogame relatie hebben en ervoor kiezen geen gezamenlijke huishouding te voeren, maar apart te blijven wonen heeft
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
  • de lange latten
de ski's
  • de lat ligt hoog
er worden hoge eisen gesteld; verwijzing naar het hoogspringen
  • onder de lat staan
  • zo mager als een lat
te mager zijn (dus het is geen compliment)

Werkwoord

vervoeging van
latten

lat

  1. enkelvoud tegenwoordige tijd van latten
  2. gebiedende wijs van latten

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen


Indonesisch

Woordafbreking
  • lat
Woordherkomst en -opbouw

Zelfstandig naamwoord

lat

  1. (spreektaal) laat

Werkwoord

lat

  1. (spreektaal) (te) laat zijn
Afgeleide begrippen


Pools

Uitspraak
Woordafbreking
  • lat

Zelfstandig naamwoord

lat

  1. genitief meervoud van rok "jaar"


Zweeds

Bijvoeglijk naamwoord

lat

  1. lui