Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • lank·moe·dig
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen lankmoedig lankmoediger lankmoedigst
verbogen lankmoedige lankmoedigere lankmoedigste
partitief lankmoedigs lankmoedigers -

Bijvoeglijk naamwoord

lankmoedig

  1. blijk gevend van bereidheid om de voorkeur van anderen te volgen
    • Zijn lankmoedige houding werd door profiteurs misbruikt. 
     Na decennia gesjacher door de staat, past voor een zo kleine groep resterende hoogbejaarde mensen een lankmoedig beleid.[4]
  2. (verouderd) bereid te wachten en tegenslagen te verdragen, geduldig
     Europese politici reageren lankmoedig op de escalerende gascrisis, alsof de gasmarkt nog normaal functioneert.[5]
Synoniemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

75 % van de Nederlanders;
61 % van de Vlamingen.[6]

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. lankmoedig op website: Etymologiebank.nl
  3. "lankmoedig" in:
    Sijs, Nicoline van der
    , Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org
    ; ISBN 90 204 2045 3
  4.   Weblink bron “Een museum maakt de ‘Indische kwestie’ niet tot geschiedenis : Batig saldo” (27 juni 2019) op nrc.nl
  5.   Weblink bron
    Chris Hensen & Clara van de Wiel
    “‘Grijp nu in om een ramp in de winter te voorkomen’, zeggen energie-experts” (8 juli 2022) op nrc.nl
  6.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be