[1] Lammetjes.

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • lam
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord lam lammeren
verkleinwoord lammetje lammetjes

Zelfstandig naamwoord

het lamo

  1. (dierkunde) jong van het schaap
  2. (dierkunde) jong van een geit
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
 aapnootMiesWimzusJetTeunvuurGijslamkeesbokweidedoeshokduifschapen
grote leesplank, met klikbare woorden
Vertalingen

Meer informatie

stellend vergrotend overtreffend
onverbogen lam lammer lamst
verbogen lamme lammere lamste
partitief lams lammers -

Bijvoeglijk naamwoord

lam

  1. niet in staat om te bewegen, verlamd
  2. lui, futloos
  3. versleten door te ver doordraaien (bijvoorbeeld van schroeven)
  4. (informeel) heel erg dronken
Verwante begrippen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
  • Een dood kind met een lam handje
Een nietswaardige zaak.
Vertalingen

Bijwoord

lam

  1. bijwoordelijk deel van een scheidbaar werkwoord verlamd, grondig verstoord
    • lamleggen: De sneeuwval legde het verkeer lam. 
Anagrammen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen


Afrikaans

enkelvoud meervoud
naamwoord lam lamme / lammers
Uitspraak
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Nederlands

Zelfstandig naamwoord

lam

  1. (dierkunde) (veeteelt) lam; jong van het schaap


Middelnederlands

Woordherkomst en -opbouw
  • [A] Afgeleid van het Oudnederlandse *lamb
  • [B] Afgeleid van het Oudnederlandse *lam

Zelfstandig naamwoord

lam [A]

  1. (dierkunde) (veeteelt) lam; jong van het schaap
Schrijfwijzen

Bijvoeglijk naamwoord

lam [B]

  1. zwak, krachteloos
Schrijfwijzen


Noors

Uitspraak
Woordafbreking
  • lam
Woordherkomst en -opbouw
  • (Bijvoeglijk naamwoord) afkomstig van het Oudnoorse woord lami.
  • (Zelfstandig naamwoord) afkomstig van het Oudnoorse woord lamb.

Bijvoeglijk naamwoord

lam

  1. lam; verlamd; zie ook vanfør.
Verbuiging
stellend vergrotend overtreffend
onbepaald
(sterk)
m/v enkelvoud lam lammere lammest
o enkelvoud lamt
meervoud lamme
bepaald
(zwak)
enkelvoud en
meervoud
lamme lammere lammeste

Zelfstandig naamwoord

lam o

  1. (dierkunde), (veeteelt) lam
  2. (figuurlijk) onschuldig slachtoffer
Verbuiging
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   lam     lammet     lam     lamma,
lammene  
genitief   lams     lammets     lams     lammas,
lammenes  


Nynorsk

Uitspraak
Woordafbreking
  • lam
Woordherkomst en -opbouw
  • (Bijvoeglijk naamwoord) afkomstig van het Oudnoorse woord lami.
  • (Zelfstandig naamwoord) afkomstig van het Oudnoorse woord lamb.

Bijvoeglijk naamwoord

lam

  1. lam; verlamd; zie ook vanfør.
Verbuiging
stellend vergrotend overtreffend
onbepaald
(sterk)
m/v enkelvoud lam lammare lammast
o enkelvoud lamt
meervoud lamme
bepaald
(zwak)
enkelvoud en
meervoud
lamme lammare lammaste

Zelfstandig naamwoord

lam o

  1. (dierkunde), (veeteelt) lam
  2. (figuurlijk) onschuldig slachtoffer
Verbuiging
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   lam     lammet     lam     lamma  
genitief                


Pools

Woordafbreking
  • lam

Zelfstandig naamwoord

lam

  1. genitief meervoud van lama


Tsjechisch

Uitspraak
Woordafbreking
  • lam

Zelfstandig naamwoord

lam

  1. genitief meervoud van lama

Werkwoord

lam

  1. informeel tweede persoon enkelvoud gebiedende wijs van het imperfectieve werkwoord lámat
Synoniemen


Xhosa

Bezittelijk voornaamwoord

lam

  1. vorm van -m, verwijzend naar een eerste persoon enkelvoud in bezit van een woord van klasse 5: mijn