Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • kwes·tie
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘vraag, zaak’ voor het eerst aangetroffen in 1265 [1]
  • [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord kwestie kwesties
verkleinwoord kwestietje kwestietjes

Zelfstandig naamwoord

de kwestiev

  1. probleem
    • "Je vergeet vaak wat je wél hebt gekregen. Je vergeet dan om dankbaar te zijn", zo vat Van den Hout de kwestie samen om eraan toe te voegen, dat dat bij volwassenen ook vaak het geval is. [3] 
  2. zaak, aangelegenheid
     Als ik geloof dat God mij kan redden, zou ik mezelf in een slachtofferrol manoeuvreren en dat is het laatste wat ik wil. Uiteindelijk is het geloof allemaal een kwestie van interpretatie en semantiek.[4]
     Het was alsof hij terug in de tijd reisde naar zijn studiejaren in Dresden. Maar ongetrouwde studentenbroekies kon je het vergeven, hij was er zelf een geweest. Met getrouwde, ontwikkelde mannen was het een heel andere kwestie.[5]
  3. geschil, ruzie, onenigheid
    • Het Nederlandse kabinet gaat het doden van Armeniërs in Turkije in de periode 1915-1923 niet kwalificeren als 'Armeense genocide'. Nederland blijft de kwalificatie 'de kwestie van de Armeense genocide' hanteren. [6] 
Verwante begrippen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
  • de persoon in kwestie
Vertalingen

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[7]

Verwijzingen