kring

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  kring    (hulp, bestand)
• IPA: / krɪŋ / (1 lettergreep)

Woordafbreking

• kring

Woordherkomst en -opbouw

• Voor het eerst aangetroffen in de betekenis van “ronde omgang of ring of omheining of singel, d.i. cirkel” in 1477.

erfwoord afkomstig van : Middelnederlands: -crinc (in roeger vandencringhe, 1298), krynck (1477) Germaans: *kringa- Indo-Europees: -

Verwant in Germaans: West: (verouderd) Duits: Kring (Middelhoogduits: krinc) Noord: Faeröers: kringur (Oudnoords: kringr)

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	kring	kringen
verkleinwoord	kringetje	kringetjes

Zelfstandig naamwoord

de kring m

1. (meetkunde) patroon in de vorm van een cirkel

   • Kinderen, ga maar in een kring staan! 
   • Toen de Baas van de Mollen vertrokken was keek Nemo de kring aanvoerders rond.  
   • Er zal een kring ontstaan waar de steen het water geraakt heeft, en die kring zal ogenblikkelijk uitdijen tot nog een kring, en nog een.  

2. (maatschappij) groep personen die met elkaar omgaan omdat ze bepaalde belangen of opvattingen delen

   • Dat is in deze kringen niet gebruikelijk. 

   ▸ Het bijzondere aan alleen reizen is dat je nieuwe mensen ontmoet. Thuis verkeerde ik meestal in mijn vertrouwde kringetjes.

3. (pregnant) cirkelvormige vlek op een tafelblad, vaak doordat daar een nat glas heeft gestaan

   • Hier, gebruik een bierviltje, anders heb je kringen. 

Hyponiemen

   

afstemkring antennekring Bijbelkring burgerkring consumentenkring cultuurkring dampkring dienstkring faculteitskring familiekring gedachtekring gezichtskring handelskring heemkring heemkundekring heksenkring hofkring huiskring jaarkring keerkring kennissenkring kerstkring kieskring klantenkring kunstkring leerkring leeskring lichtkring Muiderkring paaskring poolkring rechtskring regelkring resonantiekring sagenkring schutkring schutskring slingerkring steenkring stroomkring studentenkring taalkring taankring tijdkring toneelkring topkring toverkring vakkring vriendenkring werkkring zonnekring

Afgeleide begrippen

• kringdans, kringgesprek, kringloop, kringproces, kringsgewijs, kringsluiter, kringspier, kringtaal, kringvormig, kringwinkel

Verwante begrippen

• [1] krans
• [2] genootschap, gezelschap, krans, sociëteit, vereniging

Vertalingen

    1. een ronde figuur zoals een cirkel   

Catalaans: cercle (ca) m Deens: cirkel (da) g Duits: Kreis (de), Zirkel (de) m Engels: circle (en), halo (en) Frans: cercle (fr) m Grieks: κύκλος (el) (kýklos) m

IJslands: hringur (is) m Italiaans: cerchio (it) m Papiaments: sirkulo Portugees: círculo (pt) m Spaans: círculo (es) m, redondel (es) m Tsjechisch: kruh (cs) m

    2. een gemeenschap van mensen   

Catalaans: penya  (ca) v Deens: kreds (da) g Duits: Kreis (de) m Engels: club (en), society (en), coterie (en) Frans: cercle (fr) m, clique (fr) v

Italiaans: circolo (it) m Spaans: corro (es) m, peña (es) v, sociedad (es) v, tertulia (es) v Portugees: círculo (pt) m Tsjechisch: kruh (cs) m Zweeds: krets (sv) g

Werkwoord

vervoeging van
kringen

kring

1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kringen
   

   • Ik kring. 

2. gebiedende wijs van kringen
   

   • Kring! 

3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kringen
   

   • Kring je? 

Gangbaarheid

• Het woord kring staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "kring" herkend door:

100 %	van de Nederlanders;
100 %	van de Vlamingen.

Meer informatie

• Zie Wikipedia voor meer informatie.