Nederlands

 
Uitspraak
Woordafbreking
  • kook·plaat
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord kookplaat kookplaten
verkleinwoord kookplaatje kookplaatjes

Zelfstandig naamwoord

de kookplaatv / m

  1. (huishouden) (elektrisch) kooktoestel dat speciaal is gemaakt om te koken en dus niet een kachel waarop ook gekookt kan worden
    • Van Kuijk (40), naast onderzoeker ook een succesvol cabaretier, publiceerde vorige week een bundeling van zijn Volkskrant-columns onder de titel Hoe moeilijk kan het zijn? Een hilarische en herkenbare verzameling ergernissen in de omgang met wekkerradio’s, televisies, kookplaten, chipcards, navigatiesystemen en de andere verworvenheden van de digitale wereld. [3] 
Synoniemen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen