Nederlands

naamwoord van handeling
zelfstandig bijvoeglijk
komen komend
komst gekomen
Uitspraak
Woordafbreking
  • ko·men
Woordherkomst en -opbouw
  • erfwoord in de betekenis van ‘een plaats bereiken’ voor het eerst aangetroffen in 901 [1] [2]
  • afkomstig van:
Middelnederlands: comen
Oudnederlands: kuman
Germaans: *kwemanan
Indo-Europees: *gwem-
West: Engels: come (Angelsaksisch: cuman), Duits: kommen, (Oudhoogduits: queman, kuman), Fries: komme (Oudfries: koma)
Noord: Zweeds: komma, Deens/Noors: komme, (Nynorsk: koma, kome, Oudnoords: koma), IJslands/Faeröers: koma
Oost: Gotisch: qiman
  • Verwant in Romaans:
Latijn: venire
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
komen
/'komə(n)/
kwam
/kʋɑm/
gekomen
/ɣə'komə(n)/
klasse 4

onregelmatig

volledig

Werkwoord

komen

  1. ergatief bewegen van verder weg naar dichterbij
     Ik voelde me veel minder veilig in de bossen dan in de uitgestrekte, open woestijn. Dat kwam waarschijnlijk omdat je in de woestijn altijd alles om je heen kon zien, maar ook doordat ik uit het vlakke Nederland kom, waar ik gewend ben aan weidse landschappen met vergezichten en hoge luchten.[3]
     Toen ik de gigantische muur inktzwarte wolken op me af zag komen barstte ik in tranen uit.[3]
     Het Burning Man-festival in Nevada is de ultieme expressie hiervan en het komt aardig in de buurt van de echte hippielevensstijl van destijds.[3]
  2. ergatief een orgasme hebben, klaarkomen
  3. overgankelijk worden,bedijgen
Opmerkingen
  • het is een overblijfsel uit het Kustwestgermaans is het koppelwerkwoord komen in plaats van het Nederlands worden. In het West-Vlaams zegt men dus niet ik word ziek, maar men zegt ik kom ziek.
Opmerkingen
  • Het werkwoord kan worden gepreciseerd door toevoeging van een voltooid deelwoord of een infinitief[4]
    • Hij kwam afzakken, hij kwam toegesneld 
  • Het deelwoord of de infinitief kan "aan-" als prefix krijgen
    • Hij kwam aangekeft, hij kwam aanmompelen. 
Synoniemen
Antoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
Spreekwoorden
Vertalingen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[6]

Meer informatie

Verwijzingen