Andere schrijfwijzen Niet te verwarren met: Kerstkind


Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • kerst·kind
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord kerstkind kerstkinderen
verkleinwoord kerstkindje kerstkindjes

Zelfstandig naamwoord

het kerstkindo

  1. (kerst) op Kerstmis geboren kind
    • De geboorte van een kerstkind is altijd groot nieuws. 
     In deze kerstspecial wordt een ongewenst zwangere jonge vrouw in het klooster opgevangen. En ze moet uiteraard net bevallen: een kerstkind.[2]
  2. (kerst) afbeelding of voorstelling van de pasgeboren Jezus
     In een grote tent wordt het kerstverhaal uitgebeeld door ruim honderd - deels mechanische - poppen. Ieder jaar staat de kribbe in een decor dat nergens in de Bijbel is terug te vinden. Vorig jaar lag het kerstkind nog in Parijs en dit jaar is het leven in de Provence het thema rond de stal met de os en de ezel.[3]
Synoniemen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron
    Paul Steenhuis
    “John Malkovich overtuigt als nieuwe, duistere Poirot” (27 december 2018) op nrc.nl
  3.   Weblink bron “Belgie” (17 december 1998) op nrc.nl