joel
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- joel
Werkwoord
vervoeging van |
---|
joelen |
joel
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van joelen
- Ik joel.
- gebiedende wijs van joelen
- Joel!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van joelen
- Joel je?
Nedersaksisch
Woordafbreking
- joel
Zelfstandig naamwoord
joel
- (religie)(kerst)(feest) kerst; de periode van kerstavond tot en met tweede kerstdag
- (feest) joelfeest; Germaans feest, gevierd in de dagen rond de winterzonnewende
Schrijfwijzen
Synoniemen
- Christfest, juulfeest, juultyd, kaarst, käärstmissen, karsemes, karst, kärst, karsttied, kas, kasfees, kast, kastdaegen, kastfeest, kastmis, kerst, kìrst,kìrsttied, midwinter, mirreweenter, Wiehnacht, Wiehnachten, Wiehnachtstied, wienachten, wienachtstied
- Juulfest, midwinter
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Sallands
Woordafbreking
- joel
Zelfstandig naamwoord
joel
- (religie)(kerst)(feest) kerst; de periode van kerstavond tot en met tweede kerstdag
- (feest) joelfeest; Germaans feest, gevierd in de dagen rond de winterzonnewende