Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • jaar
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘tijd van’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 12 [1]
  • afkomstig van:
Middelnederlands: jaer
Oudnederlands: jār
Germaans: *jēran
  • Verwant in Germaans:
West: Engels: year (Angelsaksisch: ġēar), Duits: Jahr, (Oudhoogduits: jār), Fries: jier (Oudfries: jēr)
Noord: Zweeds/Deens/Noors: år, (Oudnoords: ár), IJslands/Faeröers: ár
Oost: Gotisch: jer
enkelvoud meervoud
naamwoord jaar jaren
verkleinwoord jaartje jaartjes

Zelfstandig naamwoord

het jaaro

  1. (tijdrekening), (eenheid) de duur van een omloop van de aarde om de zon van circa 365 dagen
    • Naarmate de jaren verstreken, groeide Wikipedia extreem hard. 
     Een van onze gedistingeerde gasten heeft mij ooit gezegd dat de monsters volgens hem niet waren bedoeld om vreemden buiten te houden, maar om de gasten te beletten de uitgang te bereiken. Het was jaren geleden dat hij dat zei, en hij is hier nog steeds. Zijn naam is Patelski. U zult hem ontmoeten.[2]
     Met mijn 43 jaar was ik duidelijk de oudste van het stel, de rest leek ergens tussen de twintig en vijfentwintig.[3]
Opmerkingen
  • De tijdsaanduidingen op -r blijven na een bepaald telwoord (schijnbaar) in het enkelvoud: drie uur, drie jaar. Vgl. echter de verbuiging van het Oudnederlands jar. De vorm 'jaren' was oorspronkelijk beperkt tot de datief meervoud.
Meroniemen
Verwante begrippen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Typische woordcombinaties
  • jaar in jaar uit
  • jaren geleden al
  • met drie jaar verlengd
  • over 50 jaar
  • twee jaar geleden
Uitdrukkingen en gezegden
Vertalingen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen