Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • is·sue
Woordherkomst en -opbouw
  • van Engels issue, in de betekenis van ‘onderwerp’ voor het eerst aangetroffen in 1970 [1] [2] [3]
enkelvoud meervoud
naamwoord issue issues
verkleinwoord issuetje issuetjes

Zelfstandig naamwoord

het issueo

  1. iets dat bespreking en aandacht vereist
     ‘Wat vindt je vrouw ervan dat je zo lang weg bent?’ Deze vraag werd mij veelvuldig gesteld, zowel van tevoren als bij terugkomst. Op zich een logische vraag. Gek genoeg was het eigenlijk geen issue dat ik op zo’n lange tocht ging.[4]
Synoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

93 % van de Nederlanders;
82 % van de Vlamingen.[5]

Verwijzingen