Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • in·ter·fe·ren·tie
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord interferentie interferenties
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de interferentiev [4]

  1. (medisch) verstoring
  2. (taalkunde) het ten onrechte toepassen van bepaalde regels op een taal die bij een andere taal behoren
  3. (natuurkunde) (optica) (elektrotechniek) de gezamenlijke werking van meerdere golven op dezelfde tijd en plaats
Verwante begrippen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

83 % van de Nederlanders;
92 % van de Vlamingen.[5]

Meer informatie

Verwijzingen