Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • in·ten·si·vist
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord intensivist intensivisten
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de intensivistm

  1. (beroep) (medisch) een medisch specialist die zich verder gespecialiseerd heeft in de intensieve zorg
     Alle Nederlandse ziekenhuizen bereiden zich voor op de komst van meer patiënten die ziek zijn door het coronavirus. Waar mogelijk worden IC-afdelingen uitgebreid. Intensivist Iwan ter Horst is te gast.[2]
     Farid Abdo, intensivist in het Radboudumc in Nijmegen, legt uit dat alle hulp, vanuit de anesthesie maar ook van personeel van andere afdelingen, nodig kan zijn.[3]
     Sesmu Arbous werkt als anesthesioloog-intensivist op de IC van het Leids Universitair Medisch Centrum. Samen met haar collega's is ze nauw verbonden bij het project van de TU Delft. Ze is erg onder de indruk van het apparaat dat de Delftse studenten hebben gemaakt. "Het heeft zeker potentie."[4]

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. intensivist op website: Etymologiebank.nl
  2.   Weblink bron “Ziekenhuizen bereiden zich voor op meer corona-patiënten” (13-03-2020), NOS
  3.   Weblink bron “'Volgende week naar verwachting 1400 patiënten op IC. Dat kunnen we maximaal aan'” (21-03-2020), NOS
  4.   Weblink bron
    Sophie van der Meer
    “Delftse studenten maken in drie weken eigen beademingsapparaat” (13-04-2020), NOS