Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • hulp
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘bijstand’ voor het eerst aangetroffen in 901 [1]
  • [2]
2 enkelvoud meervoud
naamwoord hulp hulpen
verkleinwoord hulpje hulpjes

Zelfstandig naamwoord

de hulpv / m

  1. handeling om iemand steun of bijstand te verlenen
     ‘We zijn er.’ Jack parkeerde de auto naast de grensmuur. Ik trok mijn rugzak uit de achterbak en bedankte hem hartelijk voor zijn hulp.[3]
     Want de arbeidersmeerderheid had het probleem dat ze geen opgeleide mensen hadden voor alle bureaucratische en politieke posten. Dus moesten ze hun tegenstander om hulp vragen. En sindsdien werken ze in alle rust samen.[4]
  2. iemand die ondersteuning of bijstand geeft
  3. hulpmiddel bijv. een hulpmotor
Synoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Typische woordcombinaties
  • Eerste Hulp Bij Ongevallen (EHBO)
  • eerste hulp verlenen aan iemand
  • iemand te hulp schieten
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[5]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. "hulp" in:
    Sijs, Nicoline van der
    , Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org
    ; ISBN 90 204 2045 3
  2. hulp op website: Etymologiebank.nl
  3. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers  
  4. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “Tussen rood en zwart” (2014), Uitgeverij Prometheus, ISBN 9789044625691
  5.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be