Nederlands

Uitspraak
Telwoord (nl)
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9
10 11 12 13 14 15 16 17 18 19
20 21 22 23 24 25 26 27 28 29
30 31 32 33 34 35 36 37 38 39
40 41 42 43 44 45 46 47 48 49
50 51 52 53 54 55 56 57 58 59
60 61 62 63 64 65 66 67 68 69
70 71 72 73 74 75 76 77 78 79
80 81 82 83 84 85 86 87 88 89
90 91 92 93 94 95 96 97 98 99
100 200 300 400 500 600 700 800 900 1000
106 109 1012 1015 1018 1021 1024 1027 1030 1033
1036 1039 1042 1045 1048 1051 1054 1057 1060 1063
1066 1069 1072 1075 1099 10100 10120 10303 103003


Woordafbreking
  • hon·derd·dui·zend
Woordherkomst en -opbouw

Hoofdtelwoord

honderdduizend

  1. het getal 100.000 = 10 5, een tiende deel van een miljoen
     Toen de deuren van de basiliek van de stad vanochtend om zes uur opengingen, hadden zich al enige duizenden mensen verzameld. Verwacht wordt dat rond de honderdduizend mensen de kerk zullen aandoen. De organisatoren verwachten zelfs bussen uit Slovenië, Polen en Libanon.[1]
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

  1.   Weblink bron “Italianen in de rij voor St. Antonius” (Maandag 15 februari 2010, 15:51), NOS
  2.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be