his

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  his    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• his

Werkwoord

vervoeging van
hissen

his

1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van hissen
   

   • Ik his. 

2. gebiedende wijs van hissen
   

   • His! 

3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van hissen
   

   • His je? 

Gangbaarheid

• Het woord his staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen

Hissen in notenschrift

Duits

Uitspraak

• Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?

Woordafbreking

• his

	enkelvoud	meervoud
nominatief	das his	die his
genitief	des his	der his
datief	dem his	den his
accusatief	das his	die his

Zelfstandig naamwoord

his o

1. (muziek): de toon 'bis', een verhoogde toon 'b', (in onder meer het Duits is 'his' een verhoogde 'h')

Schrijfwijzen

• Toonnamen worden in relatie met 'majeur' geschreven met een hoofdletter, “H-Dur”, bij mineur met een kleine letter “h-Moll”

Synoniemen

• c, His

Afgeleide begrippen

• hisis

Verwante begrippen

• h, heses

Engels

	enkelvoud		meervoud
	bijvoeglijk	zelfstandig	bijvoeglijk	zelfstandig
1e persoon	my	mine	our	ours
2e persoon (archaïsch)	thy	thine	-	-
2e persoon	your	yours	your	yours
3e persoon (mannelijk)	his	his	their	theirs
3e persoon (vrouwelijk)	her	hers
3e persoon (onzijdig)	its	its

Uitspraak

• Geluid:  his (US)    (hulp, bestand)

Bezittelijk voornaamwoord

his

1. zijn
2. de/het zijne, van hem