Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • hint
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘wenk’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1903 [1] [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord hint hints
verkleinwoord hintje hintjes

Zelfstandig naamwoord

de hintm

  1. een aanwijzing, suggestie
    • We gaven hem een hint bij het maken van de puzzel. 
  2. een betekenisvol gebaar
     Mijn gebarentaal was bijzonder slecht, hoewel men langzaam mijn hints leerde ontcijferen.[3]

Werkwoord

vervoeging van
hinten

hint

  1. enkelvoud tegenwoordige tijd van hinten
  2. gebiedende wijs van hinten

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen