Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • her·vormd
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘protestant’ voor het eerst aangetroffen in 1773 [1]
  • vervoeging van hervormen: de stam met de uitgang -d, zonder ge- vanwege voorvoegsel [2]
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen hervormd hervormder hervormdst
verbogen hervormde hervormdere hervormdste
partitief hervormds hervormders -

Bijvoeglijk naamwoord

hervormd [3]

  1. van, betrekking hebbend op de Nederlandse Hervormde Kerk
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van: hervormen…
verbogen vorm: hervormde

hervormd

  1. voltooid deelwoord van hervormen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen