Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ha·bi·tus
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord habitus habitus
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de habitusm

  1. gewone uiterlijke gedaante, houding of gedrag bij mens, plant en dier
  2. meervoud van het zelfstandig naamwoord habitus
Verwante begrippen
Hyponiemen
Vertalingen

Gangbaarheid

79 % van de Nederlanders;
78 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen