habeo
Latijn
Woordherkomst en -opbouw
- Vermoedelijk van de Proto-Indo-Europese wortel gʰeh₁bʰ- en/of *ghab(h)-. Hoewel bijv. het Engelse have, het Duitse haben en het Nederlandse hebben zowel qua vorm als betekenis sterk overeenkomen met het Latijnse habere, verschillen taalkundigen van mening of de wortels in het PIE hetzelfde zijn (zie ook capere#Woordherkomst en -opbouw).[1][2][3]
Werkwoord
vervoeging van |
---|
habēre |
habeō
- actief indicatief praesens, eerste persoon enkelvoud van habēre