Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • gru·wel·daad
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord gruweldaad gruweldaden
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

gruweldaad v / m [1]

  1. afgrijselijke daad om van te gruwelen
Vertalingen

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen