grootte
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- groot·te
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘afmeting’ voor het eerst aangetroffen in 1287 [1]
- Afgeleid van groot met het achtervoegsel -te.
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | grootte | grootten groottes |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de grootte v
- de mate waarin iets of iemand groot is, de afmeting
- Een meloen ter grootte van een voetbal.
Gelijkklinkende woorden
Synoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen
1.
Gangbaarheid
- Het woord grootte staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "grootte" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[2] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "grootte" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be