Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • grijpt

Werkwoord

vervoeging van
grijpen

grijpt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van grijpen
    • Jij grijpt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van grijpen
    • Hij grijpt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van grijpen
    • Grijpt!