Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • grijp·graag
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen grijpgraag grijpgrager grijpgraagst
verbogen grijpgrage grijpgragere grijpgraagste
partitief grijpgraags grijpgragers -

Bijvoeglijk naamwoord

grijpgraag

  1. de neiging vertonend van alles te grijpen, vast te pakken
    • Kinderen zitten met hun grijpgrage handjes overal aan. 
  2. ziekelijk stelend, op zoek zijnd naar geld
    • Grijpgraag gajes heeft weer in de buurt huisgehouden. 
    • Ons geld is niet veilig voor de grijpgrage overheid. 

Gangbaarheid