Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • goed·ge·zind
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen goedgezind goedgezinder goedgezindst
verbogen goedgezinde goedgezindere goedgezindste
partitief goedgezinds goedgezinders -

Bijvoeglijk naamwoord

goedgezind [1]

  1. goed gehumeurd
    • Riëk Machar is een overlever. Als Zuid-Soedanese krijgsheer vocht hij tegen het noorden, daarna tegen zijn chef. Nu is hij een van de machtigste mannen in het zuiden. De competitie tussen Riëk en Garang ontaardde in een stammenstrijd. Achter zijn goedgezinde lach schuilde een meedogenloze krijgsheer. Riëk liet Dinka’s van Garangs factie executeren. Bij aanvallen op Garangs geboortestad Bor door Nuerstrijders kwamen honderden Dinka-burgers om. Op de vraag in Kongor of hiermee het dieptepunt van de rebellie was bereikt, volgde een glimlach. En een leugen: „We zullen onze interne problemen snel oplossen”.[2] 
  2. gunstig gezind
    • De Syrische staatsmedia maakten dinsdag geen melding van de aanval in Idlib. Maar journalisten van media die het regime goedgezind zijn, zeggen dat het leger het gebruik van chemische wapens ontkent. Volgens die bronnen zou bij een conventionele luchtaanval een opslagplaats van chemische wapens van de rebellen zijn geraakt. Syrië heeft altijd het gebruik van chemische wapens ontkend.[3]  
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC Koert Lindijer 23 december 2010
  3. NRC Gert van Langendonck 4 april 2017
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be