Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ge·scherm
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord gescherm
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

gescherm o [1]

  1. voortdurend iets als een argument opwerpen
    • Mijn baas verhuisde in 1995 naar Enschede. Ik werd fulltime Enschedeër, en Hengelo verdween, om Kerckhaert aan te halen, als een stip aan de horizon. En nu zijn er weer die fusieverhalen, evenals dat gescherm met identiteit. Laat ik maar de knuppel in het hoenderhok gooien: die identiteit bestaat niet. Het is een stoplap voor angstige bestuurders zonder argumenten. [2] 
    • ,,Gescherm met schone auto's die gewoon een verbrandingsmotor hebben, leidt af van de echte technologiesprong die de auto-industrie moet maken: auto's die rijden op elektriciteit. [3] 

Gangbaarheid

86 % van de Nederlanders;
83 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen