Andere schrijfwijzen Niet te verwarren met: Gender


Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • gen·der
Woordherkomst en -opbouw
  • [A]: van Engels (VS) gender, in de betekenis van ‘het geheel van sociale en culturele kenmerken van een sekse’ aangetroffen vanaf 1971 (zie vindplaats hieronder) [1]
  • [B]: van Indonesisch gender [2]
[A] enkelvoud meervoud
naamwoord gender genders
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

génder o

  1. (sociologie) geheel van sociale en culturele kenmerken die maatschappelijk worden gekoppeld aan een bepaalde sekse
     Deze groepen zetten zich niet in voor de gewenste positieverbetering van vrouwen „maar bepleiten vooral hun rol als echtgenote, moeder en zorgaanbieder", schrijven Van Mierlo, Pronk en Melkert. In het kielzog van de Heilige Stoel boycotten een aantal landen alle tekstvoorstellen voor gelijke rechten en kansen in het Peking-slotdocument. Het is de groep zelfs gelukt een centraal woord voor een vrouwenconferentie als 'gender' (onvertaalbare Engelse term voor machtsverschillen tussen mannen en vrouwen, red.) in het concept-document 'tussen haakjes' te zetten.[3]
      Heel langzaam was hun duidelijk geworden dat dit boek allerlei mogelijkheden bood voor "gender history". "Gender" is een sociologische term, waarmee die aspecten van de sexe worden aangeduid die cultureel bepaald zijn, zoals kleding, taalgebruik en lichaamshouding. Iemands sexe is biologisch bepaald, de gender wordt gevormd door opvoeding en sociale omgeving.[4]
     „Het moeilijke is dat je er geen andere woorden voor hebt. Je hebt wel begrippen als animus-anima, yinyang en gender, maar die hele cultuur zit er toch zo omheen, die ideologie zit zo vast dat het ook moeilijk is deze begrippen los te zien van man-zijn en vrouw-zijn. Dat is zo waanzinnig verweven dat je haast niet kunt zeggen in hoeverre die dingen eigen zijn aan de seksen.[5]
     Gender is zowel sociaal als biologisch. „Gender is namelijk alles wat een mens bepaalt als behorend tot een van de „twee" seksen, tot de manier van spreken, lopen en kijken toe" schrijft dr O. M. de Vaal in zijn boek „Man of Vrouw? Dilemma van de transseksuele mens" (in 1971 verschenen bij de Wetenschappelijke Uitgeverij)[6]
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen
 
1. Een gender uit Java.
[B] enkelvoud meervoud
naamwoord gender genders
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

[B] gendér m

  1. (muziek) slaginstrument met metalen staven die verschillende klanken voortbrengen
     De zowel in elektronica als gamelan ontwikkelde Jos Janssen had in de kraton van Solo het geluid gemeten van een erg mooi klinkende gender, een instrument van veertien toetsen met klankbuizen onder iedere toets.[7]
     De gender is even als de gambang een schuitvormige bak, een soort harmonica, waarvan de toetsen evenwel van metaal zijn.[8]
Verwante begrippen

Gangbaarheid

86 % van de Nederlanders;
89 % van de Vlamingen.[9]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. gender op website: Etymologiebank.nl
  2. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  3.   Weblink bron
    Berger, Barbara.
    Zorgen over vrouwenconferentie in China, (19-05-1995) in: dagblad Trouw, Meppel
  4.   Weblink bron
    Miriam Krekel
    Een meisje loos: De traditie van de vrouwelijke travestie (13-06-1989) in: NRC Handelsblad, Rotterdam
  5.   Weblink bron
    Van der Putten, Ginneke.
    Els Blok, politicologe, feministe, handleeskundige (05-11-1988) in: De Waarheid, Amsterdam, p. 12
  6.   Weblink bron
    Ineke Jungschleger
    Het onderscheid tossen secretaris en secretaresse in: De Volkskrant   (27 augustus 1977), NV De Volkskrant, 's-Hertogenbosch
  7.   Weblink bron
    Franz Straatman
    Exotisch luchtje aan westerse elektronica in: Trouw  , jrg. 42 nr. 12070 (26 januari 1984), Organisatie Trouw, Meppel, p. 18 kol. 7/8
  8.   Weblink bron
    M.T.H. Perelaer
    “Baboe dalima. Opium roman. Deel 1.” (1886), Elsevier, Rotterdam, p. 110 n. 60
  9.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be


Engels

Uitspraak
  • IPA: /ʤɛndə/
enkelvoud meervoud
gender genders

Zelfstandig naamwoord

gender

  1. (grammatica) geslacht, genus
  2. sekse, geslacht
vervoeging
onbepaalde wijs to  gender 
he/she/it  genders 
verleden tijd  gendered 
voltooid
deelwoord
 gendered 
onvoltooid
deelwoord
 gendering 
gebiedende wijs  gender 

Werkwoord

gender

  1. voortbrengen


Tsjechisch

Uitspraak
  • IPA: /dʒɛndr/
Woordafbreking
  • gen·der
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Engels

Zelfstandig naamwoord

gender m onbezield

  1. (sociologie) gender
Verbuiging
Synoniemen
Afgeleide begrippen

Meer informatie

Verwijzingen

Bijvoeglijk naamwoord

gender

  1. (sociologie) gender-; met betrekking tot het geslacht
Verbuiging
  • Onverbogen
Synoniemen

Verwijzingen