geloofsovertuiging

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ge·loofs·over·tui·ging
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord geloofsovertuiging geloofsovertuigingen
verkleinwoord geloofsovertuiginkje geloofsovertuiginkjes

Zelfstandig naamwoord

de geloofsovertuigingv

  1. het zekere weten zonder waarneming, vaak betrekking hebbend op een opperwezen
    • Voor sommige mensen met een geloofsovertuiging is die geloofsovertuiging het richtsnoer voor hun dagelijks handelen. 
    • „Rechtsstatelijk ontstaan er risico’s wanneer bepaalde geloofsovertuigingen het zelfbeschikkingsrecht van anderen aantasten.” [1] 
Synoniemen
  1. religie, godsdienst

Meer informatie

Gangbaarheid

Verwijzingen