Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ge·leerd
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen geleerd geleerder geleerdst
verbogen geleerde geleerdere geleerdste
partitief geleerds geleerders -

Bijvoeglijk naamwoord

geleerd

  1. zich veel aan studie gewijd hebbend
Verwante begrippen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Antoniemen
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van: leren…
verbogen vorm: geleerde

geleerd

  1. voltooid deelwoord van leren
  2. vormt de voltooide tijden
    • We hebben onze les wel geleerd. 
    • Hij heeft van zijn fouten geleerd. 
     Na veel gepeins besloot ik een lange brief vol ervaringen, waarden en suggesties te schrijven aan mijn kinderen. Allemaal lessen die ik in mijn korte leven had geleerd en die mij hadden geholpen.[3]
  3. vormt de lijdende vorm
    • Het alfabet wordt geleerd door een liedje. 
  4. attributief gebruikt
    • Ze zullen de op de training geleerde dingen in de praktijk brengen. 
  5. vormt de onpersoonlijke lijdende vorm
    • Hem wordt geleerd te luisteren. 
Afgeleide begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
  • Jong geleerd, is oud gedaan.
Het is goed om zich al op jonge leeftijd in iets te bekwamen, om het zodoende later goed te beheersen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen