Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • geest
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘ziel, onstoffelijk wezen’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 776 [1]
  • In de betekenis van ‘grond’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 911 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord geest geesten
verkleinwoord geestje geestjes

Zelfstandig naamwoord

de geestm

  1. dat wat zich afspeelt in iemands gedachten
     Mijn lichaam en geest waren volledig in harmonie met elkaar.[2]
     'Daar stonden ze, helm aan helm, geweer aan geweer, als in steen gehouwen. Ik werd met trots vervuld dat ik het bevel mocht voeren over een handvol mannen die mogelijk in stukken konden worden gereten maar zich niet lieten overwinnen. Op dit soort momenten triomfeert de menselijke geest over de enorme kracht van de materie.[3]
  2. een onsubstantieel wezen
    • Kinderen zijn vaak bang van geesten. 
  3. personen met een bepaalde attitude
     Op de trail had ik eindelijk het gevoel een hippie te zijn omdat ik in een gemeenschap leefde van vrije geesten, kleurrijk en stoffig.[2]
Synoniemen
Verwante begrippen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. 1,0 1,1 "geest" in:
    Sijs, Nicoline van der
    , Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org
    ; ISBN 90 204 2045 3
  2. 2,0 2,1
    Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers  
  3. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “Tussen rood en zwart” (2014), Uitgeverij Prometheus, ISBN 9789044625691
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be