Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • fret
Woordherkomst en -opbouw
[A] enkelvoud meervoud
naamwoord fret fretten
verkleinwoord fretje fretjes

Zelfstandig naamwoord

fret o en m

  1. (roofdieren) bepaald soort klein marterachtig zoogdier, Mustela putorius furo  
Hyperoniemen
Verwante begrippen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
fretten

[A] fret

  1. enkelvoud tegenwoordige tijd van fretten
  2. gebiedende wijs van fretten
[B] enkelvoud meervoud
naamwoord fret fretten
verkleinwoord fretje fretjes

Zelfstandig naamwoord

[B] fret m

  1. (gereedschap) dunne boor met schroefdraad
Synoniemen
Hyperoniemen
[C] enkelvoud meervoud
naamwoord fret fretten
frets
verkleinwoord fretje fretjes

Zelfstandig naamwoord

[C] fret m

  1. (muziek) metalen richel op de hals van een snaarinstrument (gitaar) waarop de snaar wordt afgeknepen
Afgeleide begrippen
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

94 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[7]

Meer informatie

Verwijzingen


Engels

Uitspraak
enkelvoud meervoud
fret frets

Zelfstandig naamwoord

fret

  1. (muziekinstrument): fret
Verwante begrippen
Afgeleide begrippen

Werkwoord

fret (to fret, fretted, fretting)

  1. (muziekinstrument): een snaar tegen een fret drukken


Frans

Zelfstandig naamwoord

fret m

  1. goederen die getransporteerd worden door een schip of trein.
  2. een te betalen kostprijs voor het vervoer van goederen door een schip.