flos
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- flos
Woordherkomst en -opbouw
Werkwoord
- tandzijde te gebruiken om de tussenruimtes van tanden en kiezen te reinigen
Afgeleide begrippen
Werkwoord
vervoeging van |
---|
flossen |
flos
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van flossen
- Ik flos.
- gebiedende wijs van flossen
- Flos!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van flossen
- Flos je?
Gangbaarheid
- Het woord flos staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "flos" herkend door:
96 % | van de Nederlanders; |
92 % | van de Vlamingen.[5] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.