Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • fi·naal
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘uiteindelijk, tot het einde toe’ voor het eerst aangetroffen in 1516 [1]
  • afgeleid van het Latijnse finis met het achtervoegsel -aal [2]
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen finaal finaler finaalst
verbogen finale finalere finaalste
partitief finaals finalers -

Bijvoeglijk naamwoord

finaal [3]

  1. uiteindelijk
  2. (taalkunde) een doel uitdrukkend
Verwante begrippen
Vertalingen

Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als bijwoord

Bijwoord

finaal

  1. algeheel, compleet
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

96 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen