Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • fer·ry
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘veerboot’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1857 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord ferry ferry's
verkleinwoord ferry'tje ferry'tjes

Zelfstandig naamwoord

de ferryv / m

  1. (scheepvaart), (techniek) een schip dat speciaal gebouwd en uitgerust is om in een veerdienst ingelegd te worden
Synoniemen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

87 % van de Nederlanders;
93 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen


Engels

Uitspraak
enkelvoud meervoud
ferry ferries

Zelfstandig naamwoord

ferry

  1. veerboot, veerpont
    «A ferry was not really qualified as the lake and river in the winter can be frozenfor a long-lasting time.»
    Een veerpont kwam eigenlijk niet goed in aanmerking aangezien het meer en rivier in de winter langdurig kunnen zijn dichtgevroren.[1]
Afgeleide begrippen

Verwijzingen