Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • even·zeer
Woordherkomst en -opbouw

Bijwoord

evenzeer [1]

  1. in dezelfde mate
    • Dat probleem heb je niet alleen in Nederland, maar het speelt evenzeer in België. 
    • De kinderen genieten, de ouders evenzeer. 
Synoniemen

Gangbaarheid

94 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen