dump
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- dump
Woordherkomst en -opbouw
- van het Engelse 'to dump' (neergooien)
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | dump | dumps |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
- (militair) depot van legergoederen
- (handel) winkel waar overbodig geworden of afgedankte legergoederen verkocht worden
Afgeleide begrippen
Werkwoord
vervoeging van |
---|
dumpen |
dump
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van dumpen
- Ik dump.
- gebiedende wijs van dumpen
- Dump!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van dumpen
- Dump je?
Gangbaarheid
- Het woord dump staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "dump" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
87 % | van de Vlamingen.[2] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be