Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • dis·ci·pli·ne
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘tucht’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1265 [1]
  • Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘vak’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1961 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord discipline disciplines
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de disciplinev

  1. gehoorzaamheid aan voorschriften, bevelen of regels
    • Er heerst een strakke discipline in het Korps Mariniers. 
     Maar deze wapendieven en bankovervallers waren niet zoals andere misdadigers. Ze waren goed opgeleid, gingen zich niet te buiten aan een vorm van misbruik, leidden gewone levens met gewone beroepen en hadden een rotsvaste innerlijke discipline.[2]
  2. tak van wetenschap, kunst of sport
Synoniemen
Hyponiemen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen