Nederlands

Uitspraak

(klemtoonhomogram)

Woordafbreking
  • cu·rie
Woordherkomst en -opbouw
  • [1], [2]: leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘pauselijke regering’ voor het eerst aangetroffen in 1851 [1]
  • [3]: eponiem; vernoemd naar de twee pioniers op het gebied van radioactiviteit: Marie Curie en Pierre Curie
enkelvoud meervoud
naamwoord curie curies
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

cúrie v

  1. het bestuursorgaan van de Heilige Stoel ten behoeve van de gehele Rooms-Katholieke Kerk
  2. het bestuursorgaan van een bisdom

curíé m

  1. (natuurkunde), (eenheid) een verouderde eenheid van radioactiviteit ter grootte van 3,7x10+10 desintegraties per seconde, weergegeven met symbool Ci
    • Een gram 222Ra heeft bij benadering een activiteit van 1 curie. 
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

69 % van de Nederlanders;
74 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen