cultuurgeschiedenis

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • cul·tuur·ge·schie·de·nis
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord cultuurgeschiedenis cultuurgeschiedenissen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de cultuurgeschiedenisv

  1. onderzoek naar een historische periode in zijn geheel met aandacht voor cultuur en sociale instellingen maar niet met politiek, economie of staatsinrichting; cultuur van de beschaving
    • Voorbeeld: Postma schrijft een uitvoerig essay over de cultuurgeschiedenis van rood haar (wat hij zelf heeft), waarbij het je gaandeweg gaat dagen dat hij eigenlijk iets groters zegt over racisme, identiteitspolitiek en slachtofferschap. Door eerst juist om die hete brij heen te schrijven tekent hij de mechanismen van identiteitspolitiek haarscherp - waarna hij roodharigheid en ras vergelijkt én stevig onderscheidt van elkaar. Zo is de absurditeit van identiteitspolitiek ferm onderstreept, de begrijpelijkheid ervan net zo goed.[2] 
    • Tegen het einde gebeurt er iets merkwaardigs: de muziek valt stil. Andriessen maakt graag uitzonderingen op de regels die hij hanteert, dus eindigt hij zijn panorama van de Nederlandse cultuurgeschiedenis met een gesproken monoloog van Nobelprijswinnaar Marie Curie. Haar monoloog put uit een wetenschappelijke lezing én uit het dagboek waarin zij treurt om de dood van haar geliefde Pierre.[3]  
Synoniemen
Vertalingen

Meer informatie

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC Thomas de Veen 21 april 2017
  3. NRC Joep Stapel