Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • crê·pe
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘weefsel’ voor het eerst aangetroffen in 1847 [1]
  • van Frans crêpe [2][3]
enkelvoud meervoud
naamwoord crêpe crêpes
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de crêpev

  1. (voeding) dun pannenkoekje
Synoniemen
enkelvoud meervoud
naamwoord crêpe -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de crêpem

  1. (textielindustrie) dun geruwd weefsel
  2. (materiaalkunde) dun papier met een rimpelig oppervlak
  3. (materiaalkunde) bleke soort natuurrubber met een brokkelig oppervlak
Synoniemen

Gangbaarheid

94 % van de Nederlanders;
90 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen


Frans

Werkwoord

vervoeging van
crêper

crêpe

  1. eerste en derde persoon enkelvoud onvoltooid tegenwoordige tijd (indicatif présent) van crêper
  2. eerste en derde persoon enkelvoud tegenwoordige aanvoegende wijs (subjonctif présent) van crêper
  3. tweede persoon enkelvoud gebiedende wijs (impératif présent) van crêper