Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • con·den·se·ren
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘indampen’ voor het eerst aangetroffen in 1624 [1]
  • afgeleid van het Franse condenser (met het voorvoegsel con-) en met het achtervoegsel -eren [2]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
condenseren
condenseerde
gecondenseerd
zwak -d volledig

Werkwoord

condenseren

  1. ergatief (natuurkunde) overgaan van gasvormige naar vloeibare toestand
    • De damp condenseerde tegen de ruiten. 
     Deze warme lucht koelt dan langzaam af en bij een bepaalde temperatuur, die afhankelijk is van de soort lucht, condenseert de waterdamp en dan ontstaan er wolken. Als die wolken gaan groeien, vinden er meer bewegingen in de wolk plaats en is er meer kans op onweer, legt de woordvoerder van Weerplaza uit.[3]
  2. overgankelijk (natuurkunde) doen overgaan van gasvormige naar vloeibare toestand
    • De alcoholdampen werden gecondenseerd door ze door een gekoelde spiraal te voeren. 
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen