Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • com·pen·sa·tor
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord compensator compensatoren
compensators
verkleinwoord compensatortje compensatortjes

Zelfstandig naamwoord

compensator

  1. (elektronica) (regeltechniek) apparaat dat in staat is een verandering op te vangen. (te compenseren) Er ontstaat een zodanig regelend effect dat de oorspronkelijke verstoring wordt gecompenseerd en dus verminderd zonder dat er sprake is van terugkoppeling
Vertalingen

Gangbaarheid