Latijn

Uitspraak
  • IPA: /ˈkɔ.ɫɛ.rɛ/
Woordafbreking
  • co·le·re
stamtijd
infinitief 1e pers. enk.
ind. praes. act.
1e pers. enk.
ind. perf. act.
supinum
colere cǒlō coluī cultum
derde vervoeging volledig

Werkwoord

colere

  1. actief infinitief praesens van colere
    1. bebouwen
    2. bewonen
    3. vereren
  2. passief imperatief praesens, tweede persoon enkelvoud van colere
    1. Bebouw!
    2. Bewoon!
    3. Vereer!
  3. passief indicatief praesens, tweede persoon enkelvoud van colere (verkorte vorm/syncope)
    1. Jij wordt vereerd.

colēre

  1. passief indicatief futurum simplex, tweede persoon enkelvoud van colere (verkorte vorm/syncope)
    1. Jij zal worden vereerd.
Verwante begrippen

Verwijzingen

  • s.v. cǒlo, in
    J.B. Kan - H.P. Schröder
    (ed.), Latijnsch-Nederlandsch Woordenboek, Utrecht, 1864, p. 100.