Nederlands

 
cocaïnepoeder
Uitspraak
Woordafbreking
  • co·ca·i·ne
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Spaans, in de betekenis van ‘alkaloïde uit de coca’ voor het eerst aangetroffen in 1898 [1]
  • [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord cocaïne -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de cocaïnev / m

  1. (scheikunde) een drug die bereid wordt uit de bladeren van de coca die euforie en ongevoeligheid voor pijn veroorzaakt en leidt tot verslaving
    • Er wordt een strenger beleid uitgevoerd tegen het bezit van cocaïne. 
    • Bijna 4.000 kilo cocaïne onderschept in Rotterdam Het gaat om de op één na grootste vangst ooit in de haven. De drugs hadden een waarde van 140 miljoen euro. [3] 
    • Ik begreep dat ik die avond mijn eerste kans op cocaïne gemist had en daarmee mijn kans om werknemer van de maand te worden waarschijnlijk had verspeeld. [4] 
     Voor de tweede keer in een week tijd heeft de douane in de haven van Hamburg een grote drugsvangst gedaan. In een containerschip uit Brazilië zat 1,5 ton cocaïne verstopt.[5]
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[6]

Meer informatie

Verwijzingen