Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bo·ven·kast
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord bovenkast bovenkasten
verkleinwoord bovenkastje bovenkastjes

Zelfstandig naamwoord

bovenkast v/m [1]

  1. hoog geplaatste kasten, kasten geplaatst bovenop andere kasten, kasten boven de aanrecht
    • Boven het aanrecht hebben we bovenkastjes waarin de kopjes en bekers staan. 
    • Boven de koelkast hebben we nog een bovenkast waarin de snelkookpan staat. 
  2. (typografie) (geschiedenis) De letterkast, die voor de zetter de hoofdletters bevatte (-> uppercase)
Verwante begrippen
Antoniemen

Gangbaarheid

93 % van de Nederlanders;
93 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen