bosenský

Tsjechisch

Uitspraak

• IPA: /bɔsɛnskiː/

Woordafbreking

• bo·sen·ský

Woordherkomst en -opbouw

• Afgeleid van de eigennaam Bosna met het achtervoegsel -ský

Bijvoeglijk naamwoord

bosenský

1. (demoniem) Bosnisch; met betrekking tot het land Bosnië en Herzegovina
2. (demoniem) Bosnisch; met betrekking tot het volk de Bosniërs
3. (taal) Bosnisch; met betrekking tot de taal het Bosnisch

Verbuiging

	enkelvoud				meervoud
	mannelijk		vrouwelijk	onzijdig	mannelijk		vrouwelijk	onzijdig
	bezield	onbezield			bezield	onbezield
nominatief	bosenský		bosenská	bosenské	bosenští	bosenské		bosenská
genitief	bosenského		bosenské	bosenského	bosenských
datief	bosenskému		bosenské	bosenskému	bosenským
accusatief	bosenského	bosenský	bosenskou	bosenské	bosenské			bosenská
vocatief	bosenský		bosenská	bosenské	bosenští	bosenské		bosenská
locatief	bosenském		bosenské	bosenském	bosenských
instrumentalis	bosenským		bosenskou	bosenským	bosenskými

Vervoeging

stellend	bosenský
vergrotend	bosenštější
overtreffend	nejbosenštější

Synoniemen

1. bosensko-hercegovský
2. -
3. -

Afgeleide begrippen

• bosensky (bw.)

Verwante begrippen

bosenština v bosňácký Bosňák m bezield

Bosňan m bezield Bosňanka v po bosensku

Verwijzingen

• Internetová jazyková příručka - Ústav pro jazyk český AV ČR (Tsjechisch)
• Slovník spisovného jazyka českého - Ústav pro jazyk český AV ČR (Tsjechisch)
• Česko-německý slovník Fr. Št. Kotta - Ústav pro jazyk český AV ČR (Tsjechisch)