bordó
Niet te verwarren met: bordo, bordò |
Spaans
Werkwoord
vervoeging van |
---|
bordar |
bordó
- derde persoon enkelvoud verleden tijd (pretérito indefinido) van bordar
Tsjechisch
Uitspraak
Woordafbreking
- bor·dó
Woordherkomst en -opbouw
- Afgeleid van de eigennaam Bordeaux, centrum van de Franse wijnstreek.
Bijvoeglijk naamwoord
bordó
- (kleur) bordeauxrood; een donkerrode kleur hebbend.
Verbuiging
- Onverbogen
Synoniemen
Zelfstandig naamwoord
bordó o
Synoniemen
Hyperoniemen
Afgeleide begrippen