Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·no·digd·heid
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord benodigdheid benodigdheden
verkleinwoord benodigdheidje benodigdheidjes

Zelfstandig naamwoord

de benodigdheidv / m

  1. dat wat voor een bepaald doel nodig is
    • Het schaakbord als benodigdheid voor een ingewikkeld spel is het symbool voor de moeizame arbeid van zijn vader. [2]
Opmerkingen
  • Dit woord wordt meestal in het meervoud gebruikt.

Gangbaarheid

Verwijzingen